Het weekend is voorbij. Twee nachten hebben we onze memorabele eerste wedstrijd tegen Zwolsche Boys kunnen overdenken. Twee onrustige nachten in mijn geval, want steeds weer zag ik die eerste vrije trap over de muur vliegen en die laatste bal in de kruis terecht komen. Waar ging het fout? Hoe kan het zo zijn dat we de eerste helft heerlijk ballen, veel creëren en niets weggeven en er de tweede helft opeens niets meer van bakken?
Was het de overweldigende support van de supporters uit Zwolle? Het overduidelijke antwoord is NEE. Ik heb op geen enkel moment gemerkt dat wij onder de indruk waren van de spreekkoren (alhoewel ik wel een beetje medelijden had met onze favoriete barvrouw, waar een piemel in schijnt te moeten…), van het mooie Bengaalse vuur en van de mannen die na de lange busreis eerst even tegen onze universiteit aan moesten pissen. Nee, ik vond dat juist mooi en ik had het gevoel dat iedereen van ons dat mooi vond. Ik verheug me nu al op komende zaterdag…
Was het dan onwil of het gebrek om te winnen? Nee, zeker niet. We stonden op scherp, wisten wat er op het spel stond en gingen ervoor. Iedereen heeft zijn eigen niveau gehaald (in ieder geval in de eerste helft) en daar begint het allemaal mee. Dachten we dan misschien dat we er halverwege al waren? Nee, durf ik te beweren. In de rust keken we niet zozeer om naar de eerste helft als wel vooruit naar de tweede. Hoe zouden zij uit de kleedkamer komen, en hoe zouden wij dan dan op moeten pakken?
Was het dan het enorm goede voetbal van Zwolsche Boys dat ons heeft overdonderd? Nee, lijkt me ook hier het antwoord op. De eerste helft hebben zij welgeteld een rollertje op onze goals weten te mikken, terwijl wij meerdere malen goed voor hun goal kwamen en terecht twee keer wisten te scoren. De tweede helft was een ander verhaal, maar ik denk niet dat dat met pure voetbalkwaliteiten te maken had. Zij zetten wat dingen tactisch om, gingen 4-4-2 voetballen waar zij de eerste helft nog met drie spitsen hadden gespeeld en probeerden ons spel te ontregelen. En met succes. De eerste tien minuten wisten we niet waar we het zoeken moesten; onze spitsen moesten ver mee terug en we kwamen met onze kont tegen de zestien te hangen. En daar ging het fout. We hingen achterover, kwamen er niet snel genoeg meer vanaf, waardoor we zelf niet meer aan voetballen toe kwamen en hen lieten komen.
En dan gebeurt wat er het hele seizoen gebeurt: het zit niet mee. Of beter nog: het zit tegen. Een kwartier voor tijd krijgen zij een vrije trap; onze muur heeft erg veel tijd nodig om opgetrokken te worden, waarna een Zwolsche Boy de bal alvast slim in de lange hoek ligt. Even later wordt het nog erger: het Zwolsche spitsje krijgt met wat geluk de bal mee waarna hij deze knap in de verre hoek deponeert. 2-2, misschien wel de terechte eindstand. Niet dus. Een minuut voor tijd verliezen we de bal dom in onze laatste lijn, waarna een middenvelder besluit een hoge voorzet te geven. Hij raakt de bal volledig verkeerd, de wind komt eronder en de bal vliegt net onder de lat in de rechterbovenhoek: 2-3. Ik zou deze jongen aan willen raden dit jaar geen staatslot te kopen: je hebt je geluk voor dit jaar reeds verbruikt. Onwerkelijk, maar waar. Terecht 2-0 voorstaan en toch met 2-3 verliezen.
Voor de zesde keer op rij kunnen we komende zaterdag in de bespreking zeggen dat we ‘alles nog in eigen hand hebben’. En dat klinkt stom, maar het is oh zo waar. We hebben afgelopen zaterdag laten zien dat we ongelooflijk goed kunnen voetballen, dat we een team zijn en dat we voor elkaar door het vuur gaan. Ik stel voor fokking Murphy komende zaterdag eens te laten zien dat hij op moet zouten met zijn klotewet.
Één reactie op “Het is maandag…”
Ware woorden Joris!
Komende zaterdag laten we ’t zien!